Ik ben een ezel die wat staat te dromen
Een lastdier zoals alle ezels zijn
Aan zware vrachten kan ik niet ontkomen
Ik draag ze in de felle zonnenschijn
Ik wordt gedreven over smalle paden
Een zweepslag zegt mij links of rechts te gaan
Mijn kleine lijf is altijd overladen
En in mijn huid staan striemen van het slaan
Ik ben de minste onder alle dieren
Ik ben een ezel en ik tel niet zo mee
Behalve een keer toen men feest ging vieren
Toen liep ik vooraan in de optocht mee
Ik droeg een koning op mijn grauwe haren
Een koning zonder scepter, zonder kroon
Ik zie de palmen nog na al die jaren
En hoor ik : leve Davids Zoon
Ik ben een ezel die wat staat te dromen
Mijn oren houden stil de wacht
Misschien zal Hij vandaag of morgen toch weer komen
En ben ik de eerste die Hem dan zal zien
Door Hanna Lam.